“Ben je verslaafd aan internet?” De journalist aan de andere kant van de lijn stelt de vraag licht beschuldigend. “Dat hangt ervan af hoe je verslaving definieert,” werp ik tegen: “Online zijn levert mij of mijn omgeving geen schade op, dus zou ik het geen verslaving noemen.” Dat vindt de journalist maar een lastig idee. Iemand die zoveel tijd op het web doorbrengt, MOET wel verslaafd zijn. Dat kan niet anders.
De journalist in kwestie staat niet alleen in zijn conclusie. Al in 2003 concludeerden het Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen en Verslaving (IVO) dat 66.000 Nederlanders verslaafd waren aan internet. Anno 2014 zijn er zelfs klinieken waar internetverslaafden terecht kunnen om af te kicken.
Hoe ziet dat eruit?
Volgens Wikipedia zijn er vier typen internetverslaving te onderscheiden:
- Chatverslaving
- Social media/facebook-verslaving
- Pornoverslaving
- Gameverslaving
En de effecten zijn voor de verslaafde niet fijn. Zo blijkt uit onderzoek dat het brein hetzelfde reageert op internetverslaving als op verslaving aan andere zaken zoals bijvoorbeeld drugs.
Maar of het nou echt bestaat…
Aan de andere kant van de discussie over internetverslaving wordt gesteld dat hoewel er wel degelijk problematisch gedrag rondom internet is, de mensen die dit gedrag vertonen in de grote meerderheid van de gevallen ook hele andere psychische problemen hebben. Waarbij je je dus mag afvragen of internetverslaving (en dus een van de vormen hierboven) een symptoom is of een aandoening.
Vaststaat in elk geval dat psychologen deze “verslaving” slechts beperkt hebben opgenomen in de nieuwste versie van de DSM: het grote handboek voor psychologen waarin alle “officiële” aandoeningen beschreven staan en dat gebruikt wordt voor het diagnosticeren. Alleen gameverslaving komt terug in de DSM-V, die in mei 2013 werd gepresenteerd. De makers/samenstellers van de DSM-V geven echter zelf ook aan dat de meeste research rondom die gameverslaving vooralsnog uit Azië komt en hopen vooral dat er meer onderzoek zal worden gedaan naar de verschillende vormen van internetverslaving. Waarbij de vraag alsnog blijft staan of de verslaving op zichzelf bestaat of dat het een symptoom is van een andere aandoening.
I am not a believer
Je merkt waarschijnlijk wel dat ik niet overtuigd ben van deze “verslaving”. En hoewel ik snap dat geen enkele junk dat is, breng ik graag wat nuance en vooral meer zorgvuldigheid aan. In elk geval semantische zorgvuldigheid, want wat mij betreft gaat het al mis bij de terminologie die we gebruiken: internetverslaving.
De webdimensie
Het internet is geen “ding”. Het is geen gokkast of donut, geen drugs of seks. Het is zo’n beetje al die zaken maar ook geen van die zaken. Het internet is een hele eigen realiteit. Eentje die overlap heeft met de fysieke realiteit, maar ook weer heel anders is.
Het internet is – net zoals de fysieke wereld – niet inherent slecht of goed. Het is een plek waar je door de keuzes die je zelf maakt, lading kunt geven aan je verblijf. Cyberpesten is niet iets wat het internet doet. Cyberpesten is iets wat een internetgebruiker doet. Gamen is niet het internet, het internet maakt het mogelijk om bepaalde games gemakkelijker te kunnen spelen of geeft een extra dimensie aan die games.
Zij die spreken over verslavingsvormen die een internetelement hebben, leggen vaak de nadruk op dat internet. En dat is gek. Alleen al de verdeling (games, chatten, social media en porno) zou een hint moeten zijn dat het internet niet de bepalende factor is, maar dat er een verslaving is aan iets wat je óók online kunt doen.
Stel je voor
Stel nou dat ik graag buiten ben. Dat ik het heerlijk vind om te wandelen in het bos, te slenteren door de straten, terrasjes te pakken en met vrienden af te spreken. Stel nou dat ik elke kans die ik daarvoor krijg, buiten doorbreng. Zou een journalist mij dan bellen om te vragen of ik buitenverslaafd ben? Zou ik dan bij een kliniek terecht kunnen waar ik kan afkicken van mijn buiten-zijn-gedrag? Het is zeer onwaarschijnlijk.
En stel je nu voor dat wanneer ik buiten ben, dat ik dan graag met mensen klets. De hele dag door. En dat ik graag foto’s maak buiten en die dan tijdens dia-avonden (jawel, old skool) aan mijn vrienden laat zien. Ben ik dan buitenverslaafd of chat- en social-mediaverslaafd? Ik dacht het niet.
Hijgerig gedoe
Rondom internet blijft een hijgerige sfeer hangen die het geen recht doet. Journalisten, maar ook consumenten maken daarbij een denkfout. Zij behandelen het web zoals ze de televisie behandelen: als een entertainment-tool.
Maar het web is geen entertainment-tool. Het is oprecht een (relatief) nieuwe dimensie boven op de fysieke wereld. Dat betekent dat alles wat we in die fysieke wereld kennen die extra dimensie kan dragen. Een auto die verbonden is met het web en waarvan de garage kan bijhouden of alles nog oké is. Een patiënt van wie de gegevens zoals hartslag direct worden verstuurd via internet, om te bepalen of hij hulp nodig heeft. Maar ook vriendschappen die door Facebook en Twitter een nieuwe dimensie krijgen of vriendschappen die daar zelfs ontstaan.
Het internet is dus geen vervanging van de fysieke realiteit, maar een toevoeging aan die realiteit.
Effe wennen hoor
Het is natuurlijk niet gek dat we nog even moeten wennen aan die extra dimensie. Zo’n 200.000 jaar lang hadden we slechts één realiteit, die we maar beperkt konden delen met anderen. Boekdrukkunst en film en televisie veranderden dat al ernstig. Maar het internet stelt ons allen in staat om naast consument ook maker van die nieuwe dimensie te zijn. Om naast buren en landgenoten, wereldwijd en massaal met elkaar te communiceren. En om verbonden te zijn met die nieuwe dimensie, zonder dat we ons er ook maar van bewust zijn.
En laat ik benadrukken dat ik er bewust van ben dat het web impact heeft. Dat die extra wereld die we nu tot onze beschikking hebben niet onopgemerkt en zonder horten of stoten een plek moet vinden in ons collectieve bewustzijn. Zoals gezegd is het web een extra dimensie, maar het is complexer dan die duiding doet vermoeden. Want die extra dimensie heeft verschillende elementen. Van de hardware en infrastructuur die het mogelijk maakt, tot de sites/informatie waar het uit bestaat, langs wat we daar allemaal mee kunnen, naar de culturen en subculturen die online zijn ontstaan. Culturen en subculturen die zich veelal dwars door land- en taalgrenzen heen manifesteren.
Dat is niet niks. Dat heeft wat tijd nodig om te landen. En hoewel het internet er langer is dan je denkt, is het relatief gezien een baby. En dan ook nog eens eentje die razendsnel groeit en impact heeft op iedereen.
Verslaafd dus
Verslaafd aan de realiteit. Dat lijkt me helemaal niet zo erg eigenlijk. En dat de realiteit elementen bevat die verslavend zijn, mag geen verrassing zijn. Maar dat zegt niet zoveel over internet als idee en veel meer over de keuzes die we maken. Ik kies vóór internet als je het goed vindt. Nu snel weer aan de slag, ik ben momenteel verslaafd aan de gratis colleges aan MIT en ik moet nog blokken.
5 comments
Leuke insteek. Ik denk dat het woord verslaving o.a. in beeld komt als iemand zich te veel onttrekt aan de maatschappij, aan de algemeen aanvaarde “juiste” manier van goed leven; geen bijdrage meer levert (in brede zin). Valide dus om vragen te stellen bij het gedrag dat je beschrijft (veel “online zijn”, “achter de computer zitten”). Punt is dan, lever je bijdrage? In het geval van porno kijken is dat een stuk minder dan wanneer je mensen informeert, zelf leert, je inkomen verkrijgt, bijdraagt juist aan discussie over die betere maatschappij; in het algemeen mensen helpt.
Je ziet vergelijkbare argumenten in de game-wereld. Daar onttrekken de hard-code gamers zich soms ook voor vele uren per dag uit het “echte” leven, en casual gamers frequent voor korte periodes, zelfs in sociale setting dichtbij anderen. Door het puur als verslaving te bestempelen (en: “hoe kunnen we het verminderen?”) sta je niet open voor de oplossingsgerichte insteek: pak de tijd dat ze zich in de game-wereld bevinden en doe er juist wat goeds mee: ontwikkel een belangrijke skill zoals samenwerken of systeemdenken, help een wetenschappelijk probleem oplossen, creëer awareness voor een maatschappelijk issue, maak een vervelende taak of werk interessanter, verander je eigen gedrag of dat van een groep, gebruik de techniek om ze juist in real life weer dichter bij elkaar te brengen etc. Over die game-insteek kan Jane McGonigal (http://janemcgonigal.com/) natuurlijk erg mooi vertellen, met name haar boek Reality is Broken is erg inspirerend.
Thanks voor je aanvullingen.
Echter: wanneer ik een boek lees van Stephen King (en ik heb ze allemaal), draag ik ook niet bij aan de maatschappij. Toch wordt er niet gesproken over het opnemen van lezen in de DSM5. Hoewel ik dus – zeker vroeger – úren las. UREN. Nachten. Dagen! :)
Dat “iets bijdragen” is dus wat mij betreft niet het argument dat leidt tot de hijgerigheid.
Klopt, dat bijdragen is ook een manier om er naar te kijken denk ik.
Als kind is veel lezen heel belangrijk op veel manieren en heeft het waarschijnlijk ook bijgedragen aan je werk nu (goed kunnen schrijven begint met goed kunnen lezen toch?).
Zou het anders zijn als je nu diezelfde hoeveelheid tijd aan Stephen King zou besteden?
p.s. ik heb hetzelfde gehad, o.a. met Isaac Asimov. Van Stephen King heb ik ooit iets gelezen waarbij ik echt bang ben geworden (ik denk met die clown) en daardoor niet meer heb durven aanraken; wat is een goed startpunt als hem weer op wil pakken?
Maar dan ga je er dus vanuit dat gamen en/of porno dat niet zijn. Waar blijkt dat uit? Waarom is Stephen King “beter” dan de Sims en waarom is het boek 50 shades (wat overigens een onwijs slecht boek is en dat kan niet vaak genoeg gezegd worden), beter dan een porno? En ik snap dat de meeste porno’s niet overlopen vd educatieve elementen. Maar wie zegt dat je er níet wat van kan leren?
In dat kader: waarom zou Paulo Coelho leerzamer zijn dan Stephen King. Of de geschiedenis van het denken beter dan Alice in Wonderland.
Het zal wel ergens ermee te maken hebben dat een porno, zonder eigen inbreng van fantasie, een nabootsing lijkt te zijn van de realiteit wat, zoals je al aangaf, een bepaald effect heeft op mensen die al enigszins labiel zijn. Het verhaal van een boek à la 50 Shades zit in je hoofd wat het differentiëren van realiteit en fantasie wellicht gemakkelijker maakt? Zelfde geldt ongeveer in de verlenging hiervan voor virtuele werelden: door dusdanig gefixeerd te zijn op de monitor en de virtuele wereld lijkt het haast alsof er geen monitor tussenzit en dat de “werkelijkheid” wordt?
Ik gok ook maar wat. In elk geval ben ik het volledig eens met je punt. We moeten ons vooral ook zorgen gaan maken over informatieverslaving en vooral, in mijn ogen, hoe het geconfronteerd worden met allerlei zaken zoals geluk, salaris, vakanties, partner, baan etc. van anderen ons eigen geluk in de weg begint te zitten.
Comments are closed.